Sipke A. Appel
1853 – 1893
Sipke Appel was de eerste vaste bespeler van het Bätz-Witte orgel.
Sipke Arjenz Appel werd in 1829 geboren. Op zeer jonge leeftijd werd hij blind. Hij had een fabelachtig geheugen en kon hem voorgespeelde literatuur uit zijn hoofd naspelen. Bekend is bijvoorbeeld dat hij alle preludia en fuga’s uit ‘Das wohltemperierte Klavier’ [BWV 846-893] van Johann Sebastian Bach op deze wijze had leren spelen.
In oktober 1853 werd hij benoemd tot organist van de Grote Kerk te Gorinchem, de eerste vaste organist van het Bätz-Witte orgel. Hij speelde tijdens het concert ter gelegenheid van de ingebruikname, samen met de examinatoren uit de benoemingscommissie, de heren J.A. van Eijken en D.H. Dijkhuizen.
In de jaren die er op volgden werkte hij ook als pianostemmer en als muziekonderwijzer. Ook zijn eigen kinderen leidde hij op tot organist. Zijn dochter werd organist in de Hervormde Gemeente in Vreeswijk, zijn oudste zoon werd organist in Heerewaarden, zijn jongste zoon zou hem opvolgen als organist van de Grote Kerk in Gorinchem.
Enkele weken na zijn 40-jarig ambtsjubileum in Gorinchem overleed hij op 64-jarige leeftijd.